Vergoedingen tussen vennootschappen met dezelfde zaakvoerder

Vaak is de administratie van oordeel dat de vergoedingen tussen 2 vennootschappen die vennootschap a aan vennootschap b betaalt niet als beroepskosten kunnen worden afgetrokken aangezien er niet wordt aangetoond dat werkelijke prestaties aan de facturatie ten grondslag liggen. Zij stellen dat de voorgelegde stukken fictief zijn.

Om te beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 49 WIB dient ter rechtvaardiging van de bedragen minimum de volgende bewijsstukken voor te leggen:

  • facturatie tussen beide vennootschappen;
  • de samenwerkingsovereenkomst tussen beide vennootschappen, waarin een opsomming wordt gegeven van de prestaties die de vennootschap zal leveren en tevens de wijze wordt vastgelegd van vergoeding van de te leveren prestaties
  • de boekhouding van beide vennootschappen

Deze stukken genieten behoudens tegenbewijs door de administratie een vermoeden van waarachtigheid.